Voorlopige hechtenis
Onder voorlopige hechtentis wordt verstaan de vrijheidsbeneming ingevolge een bevel bewaring, gevangenneming of gevangenhouding.
Bewaring
Als de officier van justitie van mening is dat het noodzakelijk is dat de verdachte in voorarrest dient te verblijven kan hij bij de rechter-commissaris de bewaring vorderen. Dat kan niet in alle gevallen.
Een bevel tot voorlopige hechtenis kan namelijk enkel worden gegeven in verdenking van:
- een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld;
- enkele specifiek omschreven misdrijven in het wetboek van strafrecht de artikelen 132, 138a, 138ab, 138b, 139c, 139d, eerste en tweede lid, artikel 139h, eerste en tweede lid, 139g, 141a, 137c, tweede lid, 137d, eerste lid, 137e, tweede lid, 137g, tweede lid, 151, 184a, 254a, 248d, 248e, 272, 284, eerste lid, 285, eerste lid, 285b, 285c, 300, eerste lid, 321, 326c, tweede lid, 326d, 340, 342, 344a, 344b, 347, eerste lid, 350, 350a, 350c, 350d351, 395, 417bis, 420bis.1, 420quater en 420quater.1 van het Wetboek van Strafrecht;
- een der misdrijven omschreven in bijzondere wetten:
artikel 86i, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998;artikel 66h, eerste lid, van de Gaswet;
artikel 8.12, eerste en tweede lid, van de Wet dieren;
de artikelen 175, tweede lid, onderdeel b, of derde lid in verbinding met het eerste lid, onderdeel b en 176, tweede lid, voor zover dit betreft artikel 7, eerste lid, onderdelen a en c, van de Wegenverkeerswet 1994;
artikel 30, tweede lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag;
de artikelen 52, 53, eerste lid en 54 van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst;
artikel 36 van de Wet op de kansspelen;
de artikelen 11, tweede lid, en 11a van de Opiumwet;
artikel 55, tweede lid, van de Wet wapens en munitie;
artikel 11 van de Wet tijdelijk huisverbod;
artikel 8 van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding. - indien geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland van de verdachte kan worden vastgesteld en hij verdacht wordt van een misdrijf waarvan de rechtbanken kennis nemen en waarop, naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf is gesteld.
Er zal steeds sprake moeten zijn van ernstige bezwaren. Dat wil zeggen dat er meer moet zijn dan een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit, zoals dat geldt bij de aanhouding.
Daarnaast zal er ook een grond moeten zijn om de verdachte langer vast te houden. Deze gronden zijn in de wet benoemd:
- Vluchtgevaar;
- In geval van een verdenking van een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld en de rechtsorde ernstig door dat feit is geschokt;
- Gevaar voor herhaling van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld of waardoor de veiligheid van de staat of de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht, dan wel algemeen gevaar voor goederen kan ontstaan;
- Een bestaande verdenking en een eerdere veroordeling van minder dan vijf jaar gelegde ter zake van bedreiging, mishandeling, diefstal, verduistering, oplichting vernieling of heling;
- Indien er sprake is van verdenking van openlijke geweldpleging, brandstichting, bedreiging, mishandeling of vernieling, in het openbaar gepleegd dan wel gericht tegen personen met een publieke taak, waardoor maatschappelijke onrust is ontstaan;
- Onderzoek dat nog door de politie moet worden verricht en dat bij vrijlating van de verdachte door hem gefrustreerd of belemmerd kan worden.
Bij gelegenheid van de vordering tot inbewaringstelling zal de rechter de verdachte enkele vragen stellen ter zake de jegens hem gerezen verdenking. Doorgaans zal de vordering bewaring samenvallen met de toetsing van de inverzekeringstelling.
Bij gelegenheid van de vordering bewaring is het het moment waarop de advocaat van de verdachte de nodige opmerkingen kan maken over de vordering tot inbewaringstelling, de afwezigheid van de ernstige bezwaren en de afwezigheid van de gronden die vereist zijn om een verdachte in bewaring te kunnen stellen. Oordeelt de rechter-commissaris dat er geen ernstige bezwaren of geen gronden aanwezig zijn, dan zal de vordering worden afgewezen en de verdachte in vrijheid worden gesteld. Dat wil niet zeggen dat de zaak ten einde is. De officier van justitie zal alsdan nog steeds een beslissing dienen te nemen om de verdachte wel of niet te dagvaarden.
Mocht de rechter-commissaris de vordering bewaring toewijzen, dan bestaat nog de mogelijkheid dat de voorlopige hechtenis wordt geschorst vanwege de persoonlijke belangen van de verdachte (denk aan werk, school). Die persoonlijke belangen dienen dan zwaarder te wegen dan het strafvorderlijk belang bij voortduring van de voorlopige hechtenis. In het geval de voorlopige hechtenis wordt geschorst, dan zullen daaraan voorwaarden worden verbonden. Dat zullen de algemene voorwaarden zijn (waaronder het niet plegen van nieuwe strafbare feiten), maar kunnen ook bijzondere voorwaarden zijn (zoals bijvoorbeeld een contact- of locatieverbod)
Wordt de bewaring bevolen, en de voorlopige hechtenis niet geschorst, dan geldt deze voor een maximale termijn van 14 dagen.
Gevangenhouding
Voor de afloop van het bevel bewaring zal de officier van justitie in de meeste gevallen de gevangenhouding van de verdachte vorderen voor 30, 60 of 90 dagen. Na afloop van de 30 of 60 dagen kan de officier de verlenging van de gevangenhouding vorderen, met dien verstande dat de gevangenhouding niet de duur van 90 dagen te boven gaat. Binnen die termijn zal het onderzoek ter terechtzitting dienen aan te vangen. In geval van verdenking van terrorisme geldt overigens een andere regeling.
Getoetst wordt of de ernstige bezwaren en de gronden die ten grondslag liggen aan het bevel bewaring nog steeds aanwezig zijn.
De vordering gevangenhouding wordt behandeld door de raadkamer van de rechtbank. De raadkamer van de rechtbank die over de eerste vordering gevangenhouding oordeelt, bestaat uit drie rechters. Een eventuele verlenging gevangenhouding wordt beoordeeld door een rechter.
Uit het voorgaande volgt dat het onderzoek op de terechtzitting uiterlijk binnen 110 dagen en 18 uur na de aanhouding dient moet zijn aangevangen.
Toetsing in verzekeringstelling binnen | 3 dagen en 18 uur |
Verlenging inverzekeringstelling | 3 dagen |
Bewaring | 14 dagen |
Gevangenhouding | 90 dagen |
Totaal | 110 dagen en 18 uur |